Betekenis absoluut zijn
absoluut •niet beschouwd in betrekking tot iets soortgelijks. •volledig, volkomen. •beslist, zeker. •geheel onafhankelijk en zonder binding met iets of iemand en op Absoluut wordt gedefinieerd als vrij van enige beperking, kwalificatie, voorwaarde of restrictie. Wanneer het als bijvoeglijk naamwoord wordt gebruikt, wordt het gebruikt om definitief te betekenen en is het niet vatbaar voor wijziging. Betekenis absoluut zijn Absoluut betekent dat iets los moet gezien worden van al het andere, het is daarmee het tegengestelde van relatief. Absoluut komt van het Latijnse absolvere, wat losmaken betekent. In bijvoorbeeld de zin "Dat dier is groot" wordt het dier niet vergeleken met een ander dier, dus wordt het woord "groot" hier absoluut gebruikt. Het woord wordt.
Zekerheid
zekerheid - English translation of zekerheid from Dutch from the Dutch-English Dictionary - Cambridge Dictionary. voor de zekerheid ― just in case; collateral; Antonyms [edit] onzekerheid; Descendants [edit] Negerhollands: seekerheit;. Zekerheid Op een geliberaliseerde markt kosten zekerheid en concurrentievermogen geld. In a liberalised market, security and competitiveness come at a cost. Bij intrekking van de aanvraag wordt de zekerheid vrijgegeven. When an application is withdrawn, the security shall be released. certainty n.Vaststaan
staan Vervoegingen: stond vast ( enkelv.) Vervoegingen: heeft vastgestaan () 1) zeker zijn Voorbeeld: 'een vaststaand feit' 2) niet veranderen Voorbeeld: 'Mijn besluit staat vast.' Synoniemen: besloten zijn zeker zijn 2 definities. Tevens moet vaststaan dat partij C de informatie ook heeft gebruikt.: It must furthermore be established that party C actually used the information.: De euthanasiewet in België eist dat de aanwezigheid van 'vrije wil' bij de patiënt moet vaststaan vooraleer artsen de dodelijke injecties mogen toedienen.- Vaststaan vaststaan: vast te staan: toekomend: zullen vaststaan vast zullen staan: te zullen vaststaan vast te zullen staan: voltooid: tegenwoordig: hebben vastgestaan: te hebben vastgestaan: toekomend: vastgestaan zullen hebben: vastgestaan te zullen hebben: onvoltooid deelwoord voltooid deelwoord gebiedende wijs aanvoegende wijs; vaststaand.